Terwijl in het verre Arendonk Winston Franssen, de adelaar van Zoersel, met de 1000 punten in de WC-cross ging lopen, daarbij geholpen door de weersomstandigheden, zonder laaghangende bewolking om de posten aan zijn arendsoog te doen ontsnappen, bevonden de Vlaamse junior- en seniorploegen zich in Heppen om aan de teamgeest te werken. Op het programma stonden de programmabespreking voor 2010, een voordracht door Dirk De Maesschalk over trainingen, duiken, boogschieten, lopen, heksentochten en een opdrachtenzoektocht. Dat alles overgoten met soep, meer soep en ander lekkers.
De eerste activiteit was de programmabespreking voor 2010. Hoofddoelen: WOC in Trondheim en de herfstelijke WC's in Frankrijk en Zwitserland. Het spreekt voor zich dat de beste oriëntatielopers van het land ons daar moeten vertegenwoordigen. Om te bepalen wie die beste oriëntatielopers zijn, bestaan er selectienormen. Die zijn relatief eenvoudig: een fysieke test en een weekend met selectiewedstrijden over de verschillende afstanden.
Het concept van selectiewedstrijden is duidelijk. Wie daar een goede prestatie neerzet is een goede oriëntatieloper: stressbestendig, technisch vaardig en fysiek sterk. De selectiecommissie kan dan, rekening houdend met de omstandigheden (blessures, volgen) bepalen wie er afgevaardigd mag worden op een internationaal kampioenschap.
Het concept van een fysieke test is ook duidelijk. Een goed uitgekiende fysieke test geeft aan wat het vormpeil is van een oriëntatieloper op een bepaald moment. Over een langere termijn bekeken geeft die een duidelijke indicatie van de (hopelijk positieve) evolutie van de fysieke mogelijkheden. Hiermee kan dus één aspect van het oriëntatielopen beoordeeld worden.
Alle atleten vinden een fysieke test dan ook een nuttig gegeven. Als die fysieke test belangrijker wordt dan de selectiewedstrijden is er echter een probleem. Om deel te mogen nemen aan de selectiewedstrijden moet er eerst een bepaalde limiettijd gehaald worden tijdens een fysieke test die doorgaat op enkele dreven in het Zoniënwoud.
Iemand van de ploegencommissie ABSO-BVOS was aanwezig op de bespreking om te motiveren waarom deze beslissing genomen werd. Zo'n discussie verandert snel in een fundamentele discussie over de visie op oriëntatielopen in België.
Enkele antwoorden (niet noodzakelijk chronologisch en niet letterlijk):
Waarom werden de limiettijden dit jaar scherper gesteld? "Vorig jaar was het de eerste test van het parcours en de tijden werden gecorrigeerd." Wat natuurlijk onzin is, want vorig jaar was helemaal niet de eerste test daar, die ging al het jaar ervoor door.
Vorig jaar was er al veel kritiek op de fysieke test, waarom wordt daar geen rekening mee gehouden en een compromis waar iedereen zich in kan vinden gezocht? "Iedereen liep de limiettijd vorig jaar." Waarmee dus kennelijk wordt vergeten dat het toen al een heel nipte zaak was voor twee van onze toppers: de nummer 1 in de BEL-ranking bij de vrouwen, Greet Oeyen, en de nummer 3 bij de mannen, Thomas van der Kleij. Dit jaar staan ze voor een veel moeilijkere opgave. Zeg nu zelf: als die thuis zouden moeten blijven, dan is er iets serieus verkeerd.
Het werd ook persoonlijk:
Greet: "De laatste jaren zat ik nochtans erg dicht bij een A-finale." - "
Greet, ge zit al zoveel jaar vlak bij een A-finale." Breek uw toppers maar af tot aan de grond. Uren goed begeleide trainingsarbeid, de bijhorende hoeveelheid zweet, talloze voorbereidingswedstrijden, veel geld geïnvesteerd en nog steeds progressie maken en dan zoiets te horen krijgen. Hier zijn excuses wel op zijn plaats.
Wat wil de ploegencommissie dan bereiken? "A-finales lopen." Fabien gaf als commentaar bij een vorig artikel op DLP dat er maar drie niet-profs in de A-finale op de lange afstand zaten. Kunnen wij daar tegen op? Zelfs voor Fabien is het halen van een finale ook nog een kwestie van wat geluk in het bos, want harde training alleen is niet genoeg met de beperkte oriëntatietrainingsmogelijkheden bij ons.
"Tom Herremans woonde een jaar in Finland en liep er 2 A-finales" Hoe vaak ging Thomas het voorbije jaar niet naar Scandinavië om te trainen en de belangrijke wedstrijden mee te lopen, met een aantal schitterende resultaten als gevolg. En nu bestaat de kans dat hij niet mee kan omwille van een irrelevante paadjesloop!
"Thomas kan die limiettijd lopen." Zo'n antwoord is simpel: vorig jaar was het al nipt en waarom een goed trainingsschema (zie Dirk De Maesschalk) omgooien om sneller op de weg te kunnen zijn. Thomas wist zelfs te vertellen: "Ik had altijd het gevoel dat ik pakken beter meekon met de wereldtop op de pad dan in het bos, terwijl in het bos lopen toch mijn sterkste punt is."
"Thomas, ge hebt toch zelf al WOC gelopen, ge weet toch wat er ontbreekt." - "Ik heb nog geen WOC gelopen. Tot zover uw kennis van de atleten."
Coach Patrick Wallaert mailde afgelopen week nog een compromisvoorstel naar de commissie. Dat werd direct afgeschoten met de vermelding "Volgend jaar kan er weer over gediscussieerd worden." Dat is dus net hetzelfde als vorig jaar. Wijze woorden van Dries van der Kleij om dit gedeelte te beëindigen: "Als in een bedrijf een bepaalde, foute, beslissing genomen werd, kan daar wel op teruggekomen worden. De fysieke test in zijn huidige vorm is een negatieve beslissingsparameter, als je hem omdraait naar een positieve benadering zal hij nuttiger zijn."
De huidige houding bij de atleten is samen te vatten als volgt: we zien wel wat er gebeurt tijdens de fysieke test en trainen op de best mogelijke manier voor het doel: WOC.
Fundamenteel is het probleem dit: we willen resultaten; hoe behalen we die? De fysieke test kan niet leiden tot een andere interpretatie van de visie van de Ploegencommissie dan dit: liever een snelle loper die kan aanpikken en volgen dan een serieuze oriëntatieloper. Dat is trouwens loodrecht op de visie van VVO zoals we die de afgelopen jaren beleefd hebben: we hebben een beperkt aantal oriëntatielopers, we begeleiden hen optimaal om er een zo goed mogelijk resultaat uit te halen.
Laat ons nog even vermelden dat de VVO-visie werkt. Er is een basis van "rond-de-kerktorenoriënteurs" en daaruit groeit een ploeg van lopers die gemotiveerd zijn om te trainen en zichzelf en hun ploeggenoten naar een hoger niveau te stuwen. Kijk naar de hoeveelheid deelnemers aan het teambuildingsweekend. Het is evident dat dat niet allemaal superatleten zijn. De kunst is nu daar de toppers uit te halen en optimaal te laten presteren, maar zonder roofbouw te plegen op de subtop. Een gezonde samenstelling basis, subtop, top is nodig, want de top is smal. En wat is de motivatie nog voor de subtop om te trainen als er geen kans is op een internationale vergelijking. Mijn beste motivatie om meer te trainen kreeg ik altijd na een internationale wedstrijd waar de concurrentie mij nogal hard het nakijken liet.
Zaterdagmorgen stond de voordracht van Dirk De Maesschalk op het programma. Die moest een aantal foute trainingsideeën uit de wereld helpen. Er zijn twee variabelen in een trainingsschema: uithouding en weerstand. Bij elk van die twee zijn er nog eens onderverdelingen in de capaciteit en het vermogen. De analogie die gebruikt wordt om dit te vatten is als volgt: neem een reservoir met water, de inhoud is de capaciteit en de hoeveelheid water die er kan wegstromen door de kraan is het vermogen. Er moet dus genoeg water zijn om te kunnen gebruiken!
Het ideale oriëntatielooptrainingsprogramma ziet er als volgt uit: een hele winter lang rustige duurlopen (85% of meer) om de aerobe capaciteit te laten toenemen en af en toe eens een training van korte sprintjes over 100m, eventueel tijdens een duurloop (5%) om de anaerobe capaciteit te verbeteren. Dat is nodig omdat anders de aerobe capaciteit niet voldoende kan groeien. De rest van de kilometers mag in de anaerobe vermogentraining zitten. Dat zijn bijvoorbeeld tempolopen. In principe is dit pas nodig vanaf 8 weken voor de piekperiode, maar omdat een oriënteur nu eenmaal graag wedstrijden of veldlopen loopt, mag dat als het echt niet anders kan ook wel eens eerder voorvallen. Het aantal hiervan moet dus zeker beperkt zijn. Eén cross om de 14 dagen, maximaal. Wat als oriëntatieloper niet nodig is, zijn zware intervallen: geen 10x400m, daar word je alleen maar slechter van.
Wat de jaarplanning betreft, de vormpiek komt redelijk laat op het seizoen, vanaf mei zijn er de eerste belangrijke wedstrijden, met de echte piek in augustus. Een fysieke test in maart is dus niet meer dan een indicatie van het groeien van het vormpeil en dus een erg slecht selectiecriterium.
De namiddagactiviteit was duiken in het zwembad De Merel. Gelukkig niet met doodsverachting van een plank af springen, maar met flessen onder water ademen. Niet iedereen kon tegelijkertijd initiatie volgen. Gelukkig was er de coach die als volleerde zwemmeester van de kant de meest mogelijke en onmogelijke opdrachten verzon. Het duiken zelf was plezant, maar soms was het alsof de flessen met u aan het zwemmen waren in plaats van omgekeerd. Dat kwam misschien omdat de gemiddelde duiker toch net iets breder is dan de gemiddelde oriëntatieloper.
Het tweede deel van de namiddag werd opgevuld door een boogschietwedstrijd, die gewonnen werd door de coach van het seniorsteam, gevolgd door de coach van het juniorsteam en bij de dames door de stiefdochter van de coach van het seniorsteam. Wij zien een verband! Linksogig uiteraard, maar niet linkshandig!
Voor het avondeten was er nog tijd over. Ideaal om de theorie van de voormiddag in de praktijk te brengen. Een rustige duurloop naar de twee markante punten in Gerhees. Een vijver en het kapelletje. Sommigen vonden het ook nodig om al wat korte sprintjes in de bouwen in de training.
Na het eten was er de avondactiviteit. Waar die vorig jaar nog sterk uit de hand liep, werd dat risico dit jaar niet meer genomen. Meewandelen in een heksentocht aan de Keiheuvel. Simpel concept. In het donker wandelen en af en toe doet er iemand een poging om een passant te doen verschieten. Die passant was typisch van het vrouwelijk geslacht en had bij voorkeur blond haar. Kortom: 3 uur plezier voor maar 6 euro (inclusief soep)! (ook: wat die 500 organisatoren allemaal niet in het bos mochten doen!)
Zondag was de grote dag. Als de spijt om het niet kunnen deelnemen aan de WC in Arendonk achter de rug was, organiseerde Luc Bouve een zoektocht in de omgeving van Kampidoe. Met een beschrijving van drie woordgroepen een plaats vinden, er een opdracht uitvoeren en tussenin veel lopen en fietsen. Opdrachten: draagberrie-oriëntatie, zaklopen, lange-planken-vastgemaakt-met-lopersparcours, "stelt"lopen en met een touw om twee lopers autobanden versleuren. Van de plaatsen waren er twee al gekend: de vijver en het kapelletje waren de dag ervoor al bezocht tijdens de loslooptraining. De rest werd ook door de meeste ploegen goed gevonden, alhoewel er uitzonderingen zijn die de regel bevestigen.
Na de spaghetti stond er nog een loslooptraining op het programma. Die ging niet door. Een atletenstaking. Twee man die wilden gaan lopen en twee die te veel pijn hadden aan de knie door de schoolslag van de dag ervoor en alleen voor de sfeer mee zouden gaan was niet genoeg om al de rest zo lang daar te houden en dus zat er niks anders op dan maar af te druipen en naar het veldrijden te kijken op TV (Nog iemand al die reclame voor de coach gezien?)
tl;dr: Teambuildingsweekend was top; huidige vorm fysieke test blijft onzin; discussie bereikt nieuw dieptepunt.